DE PLAATSEN VAN CELEBRATIE
INLEIDING De biënnale « Fotografie en Architectuur » wordt georganiseerd in het kader van de culturele opdrachten waaraan het ISACF La Cambre zich wijdt. Dit kader is belangrijk.
Net zoals in alle landen van de wereld, voert de Amerikaanse nationale eenheid over het algemeen de beroepssport aan als één van de symbolische representaties van een mythische droom. De toegankelijkheid van de stadions voor alle sociale lagen en de (relatieve) vermenging die eruit voortvloeit is naar het schijnt een van de geprivilegieerde momenten die alle verschillen « uitwissen ». Zeker, iedereen weet het : de tijdelijke mobilisatie van burgers bij ceremonieën, herdenkingsplechtigheden en andere sportieve evenementen wordt sinds lange tijd gebruikt door de Staten om in het affect te projecteren wat de politiek steeds moeilijker kan belichamen, namelijk de abstracte sociale eenheid-identiteit. Elk individu wordt door de ritmische herhaling van deze symbolische incantaties nochtans in zichzelf geprojecteerd, maar wel weg uit zijn onverschilligheid ten opzichte van de andere in een gemeenschap die tijdelijk de sociale of raciale verschillen opheft.
Kan het dagelijkse zich ontplooien zonder de opflikkeringen van de celebratie ? Kan het individu zich vormen, zich identificeren zonder de persoonlijke liturgieën van allerlei omvang en aard die de geëxalteerde ogenblikken doen schitteren waarop hij aan zichzelf verschijnt als een bewoonde plek ? Kunnen de gemeenschappen, de naties het stellen zonder deze geritualiseerde momenten en deze representatieve monumenten om datgene wat hun identiteit, hun specificiteit, hun kracht uitmaakt te openbaren, voor te stellen aan anderen en aan zichzelf , om een ruimte voor het sacrale te definiëren, « door een referentie te tonen (...) die in staat is een betekenis te geven aan ieders bestaan » (2) ? Bestaan de « systemen » anders dan door de permanente celebratie van zichzelf, die zich in ons onderbewustzijn nestelt op een bijna subliminale manier ? De geschiedenis van de mensheid in het algemeen en die van de architectuur in het bijzonder geven ons een duidelijk antwoord. En het begin van deze XXIe eeuw heeft op een zo overdonderende wijze de plaats bij uitstek van alle celebraties bekrachtigd, dat het bijna triviaal wordt zich deze weer voor de geest te halen. Inderdaad, in enkele minuten ‘vierden’ de torens van het World Trade Center opeenvolgend de triomferende tragedie van een subliem-transcendentaal kapitalisme, de bevrijdende tragedie van een terrorisme van het offer en de niet al te komische tragedie van een eeuwig geslachtsrijp Amerikaans hyper-nationalisme. Guy Debord zou met zijn ogen dicht getekend hebben voor zo een prachtige promotie van zijn boek « de maatschappij van het spektakel ». Er is in de celebratie iets van een onweerstaanbare demonstratie, van een noodzakelijkheid die zich aan elk van ons openbaart - zoals een illuminatie – om er de vanzelfsprekendheid van te bevestigen en er tegelijkertijd het gevoel van uit te vinden.
De celebratie is selectief. Haar taak is te representeren. Ze is dus van esthetische aard. Ze kan in haar eentje beleefd worden maar vindt haar volle ontplooiing in de collectieve incantatie.
Er zijn plaatsen van celebratie met een geijkte bestemming, anderen worden het door tijdelijke, zelfs spontane toeëigening maar zij kunnen zich op hun beurt als dusdanig instellen op officiële wijze, bij decreet, door een effect van herhaling of door de wil iets te herdenken.
De beelden die ons bijna onwillekeurig voor de geest komen wanneer we denken aan plaatsen van celebratie zijn beelden van plaatsen gewijd aan de cultus, al dan niet godsdienstig, opgericht of gerecupereerd « ter ere van ». De opleving van evangelieleren van allerlei soort maar ook de sterke opkomst van fundamentalismen of de riddelijke trots van de laatste totalitaire mogendheden dragen hiertoe bij. De patrimoniale politieken die al deze gelegitimeerde fierheid van geloofsbrieven voorzien bieden ons een overvloed aan onderwerpen. Maar naast deze evidente plaatsen dienen we ook andere pistes van celebratie te vermelden om het spectrum van onze ontdekkingstocht te verbreden, overigens niet zonder lyriek en onder de vorm van vragen (waarvan de lijst zeker onvolledig is) : Vinden onze geëxalteerde gemoedsbewegingen niet de grootste luister wanneer ze zich installeren aan de tapkast van onze alledagelijksheid, waarop we fier zijn, en een echo vinden in de euforie van het delen van onze opwindende sociale contacten ? Kan de cultus van een tot het bot herkauwd exotisch geluk een betere voedingsgrond vinden dan het « écran total » met de zachte smaak van mojito van een « all inclusive » massatoerisme ? Zingt het messianisme van een peremptoir modernisme van de jaren 50 krachtiger de lofzang van een nieuwe mens (waarvan de vermenigvuldigheidstafels definitief uitgezet worden op een 3x8 matrix) dan wanneer het de stedenbouwkundige systemen van lineaire collectieve woningen, blokken of torens, tekent in monofunctionele wijken ? Werd de pacificatie van de burgermaatschappij ooit beter gekweekt dan in de rij ajuinen van de residentiële verkavelingen die bemest worden met de koorts van het grondbezit en de mimetische paradijzen ? Tenzij het beste voorbeeld van celebratie geboden wordt door de hypertrofie van het Systeem van de objecten van onze consumptiemaatschappij, met het pornografisch en overgecodeerd exhibitionisme van de verkooptempels die bedacht werden als evangelisatiegebieden waar permanent gewerkt wordt aan onze bekering tot de consumptie, die de hemelse weg naar een overontwikkeld geluk verzekert ? Of de wilde Israëlische koloniën of andere muren van schaamte die om het hardst en autoritair de straffeloosheid van de as van het goede verkondigen met een bijna strategisch cynisme ?
Mijnheer en Mevrouw Yu verkopen gedroogd fruit in Peking. Nadat al hun buren verdreven zijn uit hun woningen, die vervolgens afgebroken werden, blijft hun huis als enige over in het midden van een brede laan van een wijk die de onbetwiste prooi is van de makelaars. Mijnheer en Mevrouw Yu hebben besloten in het verzet te gaan en van hun verzet een symbool te maken tegen de schijnheiligheid van een corrupte administratie. Hun huis viert er op haar manier de vastberadenheid van en drukt deze expliciet uit wanneer de gevels behangen worden met vlaggen van de Communistische partij, van het land en van de olympische spelen in combinatie met tientallen portretten van de Chinese leiders die verondersteld worden hen te beschermen, van Mao tot Hu Jintao.
De esthetische accreditieven zullen zich altijd kunnen verstoppen achter een vorm van neutraliteit om het voorwerp van al hun devoties te celebreren. (1) RICHARD A. KEISER, « Sportifs de salon », Le Monde Diplomatique, juillet 2008, p 28.
|
|
|