DE PLAATSEN VAN HET ALLEDAAGS

Biënnale « Fotografie en Architectuur », # 4

Maart-Mei 2012

ULB Faculteit van Architectuur « La Cambre Architecture/Horta »

Flageyplein 19

1050 Brussel

TEL : 02/640.96.96

FAX : 02/647.46.55

GSM : 0032/479/71.01.69

E.MAIL : marc.mawet@ulb.ac.be

INLEIDING

De biënnale « Fotografie en Architectuur » is georganiseerd in het raam van de cultureele missies die zich de ULB Faculteit van Architectuur La Cambre / Horta geeft. Dit raam is belangrijk. Als een school van Architectuur de organisatie van een foto tentoonstelling onderneemt dan is het een uitnodiging voor haar gehele collectiviteit en bezoekers hun blik uit te oefenen. De pedagogische missie van haar leerkracht bestaat inderdaad gedeltelijk uit het bewustmaken dat bouwen vooreerst bestaat in het lezen en begrijpen van een specifieke situatie vóór haar te interpreteren en transformeren.

Lezen, begrijpen en interpreteren namelijk « zich de wereld afbeelden ».

Transformeren bedoelt proposities van werelden in vorm te stellen waarin zich existenties zullen uitbreiden, volgens Nicolas Hannequin. De beroemde Amerikaanse architect Louis Kahn verbeeld zich architectuur als een « wereld in een wereld ». In deze zin is fotografie architectuur omdat ze een beleefde ruimte vormt, gebouwt door het zin van een geïnformeerde blik. Deze prachtige disciplines hebben in gemeen dat ze niets meer kunnen zijn als grootmoedige proposities van specifieke waarheiden, dat ze meer voelen als bewijzen, dat ze spooren zijn van de fabelachtige avontuur van het menselijke geest. Wij wensen als één van de karakteristieken van onze biënnale het oproepen van architectuur over haar formele waarden en esthetische dimensies om haar andere stratums te investeren : het menselijke, het onzichtbare, het gecodeerde, het cartografische, haar ruilwaarde buiten de markten, het zin dat ze helpt vast te stellen door haar tekenen, architectuur in haar meest anonieme waarheid, haar meest alledaagse waarheid, haar waarheid die het verste ligt van haar status als objekt. Deze « sensibiliteit » zal op ieder geval onzere keuze oriënteren.



THEMATIEK : DE PLAATSEN VAN HET ALLEDAAGS

« Een hand beklemt nog opgewonden het rokende geweer. Op de tafel ligt een brief, het scheidingsbrief. Is het toneelstuk waarin zich deze scène afloopt smaakeloos ? Wie zal zich deze vraag stellen ? Wie zal zich daarover zorgen maken ? Het is een toneelstuk, dat is alles ! » (1)

In zijne reden tegen versiering doet de beroemde Weens architect Adolf Loos onrecht tegen de ruimte waarin een alledaagse scène plaatsvindt.

Hij is behending : hij roept tragische omstandigheden op om zijn demonstratie te ondersteunen,wij ziijn erg natuurlijk gedreven het belang te geven aan de menslijke dimensie, een bijna exclusief belang, en we beschouwen het oproep aan de ruimtelijke context als ongepast, zelfs onbehoorlijk. Wie kan zich in zulke omstandigheden over het goeie smaak van het toneelstuk zorgen ?!

Adolf Loos lukt dit door de vraag alleen aan de strikte esthetische eventualiteiten te voorleggen, door hun dwingen zich tegenover andere waarden te stellen die als fundamenteel worden waargonemen wegens hun absoluteit : liefde of emotionele en psychologische nood die tot de onherstelbaare daad voerden.

Het schijnt nochtans duidelijk dat de zorgvuldige lezing van de ruimte van deze zelfmoord scene een aantal omstandigheden zou kunnen opklaaren : materieele,sociaale of ideologische omstandigheden die ongetwijfeld hun deel van verantwoordelijkheid hadden in de beslissende keus die de man met het geweer heeft genomen.

De vierde editie van de biënnale « fotografie en architectuur » heeft als thema « de plaatsen van het alledaags » gekozen om aan deze laatstgenoemde zijn verdiende belang te geven. Het is natuurlijk hier gepast zijn schijnbaare eenvoudigheid te overtreffen. Deze eenvoudigheid is indeerdaad volledig relatief en verbergt een breede en ingewikkelde spectrum van veelvuldige werklijkheiden.

Deze relatieve waarde van het alledaags, die zelfs door momenten van duidelijk diskrediet gaat, zit waarschinlijk vast aan deze ambiguïteit die zijn polyseeme definitie begleid. Het is waar dat deze definitie moeilijk afstand neemt tegenover de enige « perceptie » dat men van het alledaags heeft. Dit ambiguïteit kan zich tot totale ondoorzichtigheid omvormen, wat haar begrip nog zwaarder maakt, soms onmogelijk.

Men kan aanvankelijk het alledaags oproepen door de versheid, lichtzinnigheid, frivoliteit van de kleine momenten die van het leven een successie van vluchtige gloeiingen maken waarvan de intensiteit zich vaak achter het kortdurend en het fragiel verbergt. Dan is het gepast de legitieme schoonheid van het gewoone te herkennen of de onmiskenbaare kracht van het onbelangrijke door het inroepen van de noodzakelijkheid deze onvolmaakte momenten te bezetten om hen van een volmaakte narratie te investeren.Het is warschijnlijk waaraan Georges Pérec aanduidt als hij de schrijver uitnodigt « zachter te zijn, bijna dom, zich dwingen wat geen belang heeft te schrijven, wat he duidelijkste is, het gewoonste, het saaiste » (2)

Ten tweede bestaat er een andere gewoonte die het alledaags aan de banale routine aaneenkoppelt. Het alledaags is dus tegenovergesteld aan de momenten van schepping, aan de sequenties van gebeurtenissen die beschouwd worden als hoogtepunkten, en alleen deze sequenties zouden belang hebben. Het alledaags word ten onrecht waargenomen als vertrouwd en bekend, dus niet belangrijk genoeg om als instrument voor de comprehensie van realiteit te dienen, ook niet als krachtige invloed op dit realiteit. Onze betrekking tegenover het alledaags bekort zich dus tot ongeïntereseerdheid of minachting.

Ten laatste is het alledaags misschien ook op en meer fundamenteele wijze de plaats van onrust, van precariteit, van spanningen, van symbolisch of fysiek geweld, van pijnlijke proeven, van oppositie, van emotioneele, fysiek en sociale promiscuiteit, de veelvoudige vormen van hedendaagse alïenatie die de pijnlijkheid van het alledaags oprichten, de bron van zijn lijden, die bijdragen aan de overtuiging van zijn absurditeit. Onze reactie tegenover het alledaags kan tot de vlucht neigen, die schijnt noodzakelijk, bijna een redding. Maar gelukkig, zoals alle alïeaties het potentieel voor hun uitgroei bevatten, kan het alledaags de plaats van georganiseerd of geknutseld weerstand worden, op grote of kleine schaal, opzichtig of verborgen, de plaats van kleine creatieve afwijkingen en subversies, getheoretiseerd of spontaan, heimelijke individueele of groep acties die zich over details van het alledaags articuleren.

Het alledaags verwijst dus naar meerdere realiteiten die zich verwarren en antwoorden.Hij refereert zich tegelijkertijd aan de wereld van het werk, aan het privaat en familie leven, aan de vrije tijd. Samengestelld vormen ze een unieke realiteit wiens specifieke dimensies en respectieve interessen zich tegenover motiveren.

Een van de paradigmas van onze hedendaagse wereld ligt in het feit het dagelijkse in stukken te snijden, hem te verdelen, te verstrooien tot hij breekt. Men zou dit als fout kunnen beschouwen, maar voor veele mensen is het uiteraard de enige weg uit hun gagelijkse leven die zich geweldig degradeert met dezelfde ritmus als zich de technische vooruitgangen ontwikkelen die ons vreugde door overuitrusting hadden beloofd. De laatste vorm van kapitalismus, een kapitalismus van « het ervaren », heeft dit goed verstanden. Hij bouwt een absolutist namaak wereld waarin de vrije tijd regeert en zich zoals een Messias het zogenaamde castrerende en zonder toekomst alledaags tegenoversteld.

Maar het alledaags is een dialektieke geheel, een ingewikkelde globaale structuur die « een historisch reëel figuur van de mens en de mensheid weergeeft, in een specifieke graad van hun ontwikkeling » (3), die tegelijkertijd het concreet individu vormt en onthult.

Henri Lefebre stelt de volgende vraag : « Waar bevindt zich de armoede en het rijkdom van dit alledaagse leven waarvan we weten dat ze tegelijkertijd oneindig rijk (virtueel ten minste) en oneindig arm, beroofd, gealïeneerd is ? »(4) En wat ons betreft, in welke architecturale, ruimtelijke en urbanistieke contexten. Dit te verkennen is wat deze vierde bïennale aan de fotografen voorsteld. Verkennen op een militante en overtuigde wijze, zodat fotografie geen « arme, luie oppervlakige taal »(5) wordt maar veel meer een medium van denken en kritisch analyse die begaafd is te tonen en leesbaar te maken, stevig in de wereld verankerd, en in verzet tegen de medias van verdunning die van het alledaags een simpele onschuldige nieuwsbericht maken.

Deze gewenste orïentering tot een vorm van « kritisch realisme » zou de terugvinding moeten toelaten van « het gevoel van de geschiedenis volgens Pasolini, over de kwaliteit van de werken de realiteit van de realiteit te kunnen bereiken door het schrijven, om hun dichte te onthullen. »(6)

Marc Mawet,

Architect, Leraar voor de l’ULB, Commissaris van de bïennale.

(1)FELICE FANUELE & PATRICE VERHOEVEN, Adolf Loos 1870 – 1933, éditions Mardaga, Liège, 1983, p 8.

(2)GEORGES PEREC, Espèces d’Espaces, Editions Galilée, Paris, 2000, collection L’espace Critique

(3)HENRI LEFEBVRE, Critique de la vie quotidienne, I, Introduction, éditions L’Arche, Paris , 1957, p 49.

(4)Ibid, p 41-42.

(5)PAOLO WOODS in le journal « Le Monde », Dimanche 18, Lundi 19 juillet 2010,

(6)PASCALE CASSAGNAU, Histoires / pour un cinéma non-fiction, in L’ART MEME 47 2ème trimestre 2010, p 11